Mooilicht

Het raam

2011 / 10 november : TekstHeks

Het raam in het vertrek is klein en vierkant. Het zit hoog. Zo hoog dat een volwassen persoon van normale lengte er staande, op zijn tenen uitgerekt, net niet bij kan. Door het raam is een stuk lucht te zien en een paar takken: de top van de boom die voor het gebouw staat.

In het vertrek staat niet veel. Een vrij groot bureau met daarop een beeldscherm, een toetsenbord en een muis, een leren bureaustoel en een paar boekenkasten gevuld met boeken van verschillende kleuren en verschillende formaten.

Aan de tafel zit een man. Hij zit onderuitgezakt in de stoel. Zijn armen liggen op de tafel, zijn handen spelen rusteloos met een potlood. Tok, tok, tok, tikt het potlood op de tafel. De man staart naar het beeldscherm. Zijn ogen gaan heen en weer over het scherm. Af en toe werpt hij een blik op het raam en de daar doorheen zichtbare takken die heen en weer bewegen in de wind.

Een bescheiden klopje klinkt op de deur. De man gromt. De deur gaat open, een vrouw stapt over de drempel de kamer binnen. Ze is van middelbare leeftijd, niet mooi en niet lelijk, een kleurloze vrouw met een kleurloos gezicht, uitgewist door de tijd en vervlogen dromen. In haar handen heeft ze een dienblad.

“Hier is je koffie,” zegt de vrouw, en loopt in de richting van het bureau, waar ze het dienblad neerzet. Op het dienblad staat een dampend kopje koffie, een suikerpotje en een melkkannetje. Op het dienblad ligt ook een brief. De vrouw zet alles op het bureau, pakt het dienblad op en blijft aarzelend staat.

“Laat je koffie niet koud worden,” zegt ze. De man gromt weer, kijkt dan op. Hij ziet de vrouw. Kijkt haar met kille ogen aan. Geschrokken doet ze een stapje terug.

“Er is ook een brief voor je gekomen,” zegt ze, “vanmorgen afgegeven door een koerier. Hij had erg veel haast; zodra hij de brief had afgegeven sprintte hij alweer weg op zijn fiets.” Voorzichtig doet ze weer een stapje naar voren, steekt haar hand met daarin de brief naar hem uit. Hij aarzelt. Strekt dan zijn hand uit en pakt de brief van haar aan. Hij draait de brief om en om in zijn handen, maar lijkt niet te vinden wat hij zoekt. Even aarzelt hij, dan begint hij de envelop open te scheuren. Midden in deze bezigheid kijkt hij ineens op.

“Nou, wat sta je daar nog? Heb je niets te doen of zo?” zegt hij bits. Geschrokken kijkt ze hem aan, draait zich dan om en haast zich de kamer uit. Achter haar slaat de deur dicht.

Als hij weer alleen in het vertrek is haalt de man de brief uit de envelop. Na een korte aarzeling vouwt hij de brief open en begint te lezen. Zijn ogen vliegen over het papier. Zijn handen trillen. Al lezend wordt de man steeds bleker.

Plotseling springt hij op. Zijn stoel rolt naar achteren. Zijn handen grijpen in zijn haar. Hij doet een paar passen in de richting van de deur, blijft dan weer staan. Verwilderd kijkt hij om zich heen. Zijn blik blijft op het bureau rusten. Met een paar stappen is hij bij het bureau en begint dat in de richting van het raam te schuiven. De tafelpoten maken een piepend geluid.

Als het zware bureau tenslotte tegen de muur staat, precies onder het raam, veegt hij het zweet van zijn voorhoofd. Hij kijkt de kamer rond. Kasten, boeken, bureau, computer, de stoel die in een hoek is gerold. De brief die geopend op het bureau ligt. De dichte deur. Dan klimt hij op het bureau en opent het raam.

Een luchtstroom komt door het geopende raam naar binnen, zijn haren waaien omhoog. Hij snuift de lucht op. Het ruikt naar bomen en bloemen en vogels en frisse wind. “Vrijheid,” mompelt de man. Hij wendt zijn gezicht van het raam af en draait zich, nog altijd staande op het bureau, voorzichtig om. Er heerst stilte in het vertrek. Even aarzelt hij, dan draait hij zich weer om naar het raam, haalt diep adem en trekt zich dan behoedzaam aan de vensterbank op en steekt zijn hoofd door het raam.

Al snel zijn van de man alleen nog de benen te zien. Dan alleen zijn voeten. Dan niets meer.

Op het bureau ligt de brief. Het papier beweegt heel zachtjes op de wind die door het geopende raam naar binnen komt, maar de laatste zin is duidelijk leesbaar. Er staat: ‘We weten je te vinden!”

 

© 2019 TekstHeks

DETLEVSKI