Zo sprak de rode kater

2011 / 28 september : TekstHeks

Toen ik onlangs van een avondje uit met vrienden thuis kwam en met een slaperig hoofd de sleutel in het slot van de voordeur wilde steken, stootte mijn voet ergens tegenaan. Iets zachts. Ik keek omlaag en zag een hoopje oranje op de stoep liggen, tegen mijn voordeur aan. Bij nadere inspectie bleek het een kat te zijn. Een oranje kat, opgerold als een balletje. Hij leek te slapen, hij ademde in elk geval en was dus niet dood. Gelukkig. Een dode kat op mijn stoep zou ik op dit late uur niet meer trekken.

Omdat ik mijn voordeur niet in kon zonder de kat wakker te maken - hij lag immers tegen de deur aan - besloot ik met dat laatste te beginnen. Zachtjes stootte ik de kat aan. De enige tegenreactie die het oranje hoopje gaf was een beweging van zijn staart, maar hij bleef doorslapen. Ik meende zelfs een licht gesnurk waar te nemen. Zo schoot ik geen meter op. Ik deed een nieuwe poging, pakte de kat bij zijn kop en schudde hem zachtjes heen en weer. Nu ging er één oog open.

In plaats van op te springen en de benen te nemen, zoals de meeste katten in een dergelijke situatie zouden doen, bleef deze kat rustig liggen en monsterde mij met zijn ene oog. Of hij het de moeite waard vond wat hij zag weet ik niet, maar na een paar tellen ging ook zijn andere oog langzaam open. En toen klonk er een stem. Een diepe, donkere stem die uit de aarde leek te komen. De kat sprak. ‘Je bent laat,’ zei hij. Hoewel ik me niet kon herinneren de kat al eerder gezien te hebben en al helemaal niet iets met hem te hebben afgesproken, voelde ik een schuldgevoel opkomen. ‘Hij is al een paar uur geleden naar binnen gegaan, als we niet opschieten is hij er vandoor voordat we hem hebben kunnen pakken,’ zei de kat.

Ik voelde hoe mijn benen begonnen te trillen. De kat had iemand mijn huis zien binnengaan. Een inbreker! Terwijl ik weg was! En die inbreker was nu nog binnen, maar kon ieder moment de benen nemen, of misschien wel erger: zijn wapen trekken en op mij, of ons, schieten. Wat ongelooflijk stom dat ik juist vanavond mijn telefoon niet bij me had. Die lag nog thuis, op de tafel, tenminste als de inbreker zich er niet al meester van had gemaakt, tegelijk met mijn andere waardevolle spullen.

Die rare kat leek te denken dat wij zo’n inbreker met z’n tweeën wel even zouden pakken. Wat een nonsens. Een sprekende kat ging er bij mij nog net in, per slot van rekening kwam Alice in Wonderland daar ook mee weg. Maar katten die inbrekers vangen, daar geloofde ik niet in. Ik stond er dus alleen voor, met de huissleutel in mijn hand en een inbreker in mijn woning, op slechts een paar meter afstand van mij. Ik haalde diep adem, stak de sleutel in het slot en begon de deur te openen.

‘Niet zo snel!’ riep de kat, die nu helemaal wakker was geworden en zich naar de deur haastte om die weer dicht te trekken. ‘Straks ontsnapt hij nog en dan is alle moeite voor niets geweest!’ Ik begon steeds erger te trillen. We hadden intussen al zoveel geluid geproduceerd dat de inbreker ons ongetwijfeld gehoord moest hebben en zijn wapen op scherp zou hebben gezet. Hier zou ik niet zonder kleerscheuren vanaf komen. Ik bleef staan en luisterde. Niets. Doodse stilte aan de andere kant van de deur. Die vent was ook niet gek natuurlijk. Heel langzaam, centimeter voor centimeter en zonder geluid te maken, duwde ik opnieuw voorzichtig de deur een stukje open. Niets. Totale duisternis. Totale stilte. Ik duwde de deur nog een stukje verder open. Toen hoorde ik een geluid.

Stokstijf bleef ik staan, bevroren van angst, niet in staat me nog te bewegen. Ik durfde haast geen adem meer te halen, uit angst dat dat mij zou verraden. Het geluid hield aan. Ik kon het niet thuisbrengen, maar het klonk niet als een inbreker. Het klonk meer als gezaag of gekrabbel. Ik werd steeds banger omdat ik het geluid niet kon plaatsen. Welke inbreker maakte nu zo’n geluid, en wat had het te betekenen? Ik sloot mijn ogen; als het noodlot toesloeg wilde ik het niet zien gebeuren.

Plotseling voelde ik de kat langs me heen het huis binnen schieten en even later hoorde ik een doffe plof toen hij een sprong nam. Er klonk geluid van vechtende dieren en een hoog gepiep en toen daalde er een doodse stilte over het huis neer. Pas minuten later durfde ik mijn ogen weer te openen en ontwaarde in het duister de oranje kat op de vloer van mijn woonkamer, lui liggend en tevreden likkebaardend. Uit zijn bek stak nog een staartje, dat langzaam op het kauwende ritme van de kaken van de kat naar binnen verdween.

 

DETLEVSKI